vrijdag 23 maart 2012

Drie strategieën om uw productportfolio te verduurzamen

U heeft misschien een duurzaam product. Of misschien wel meer. Maar heeft u wel eens nagedacht hoe dat in uw portfolio strategie past? In grote lijnen zijn er drie verschillende strategieën die u kunt volgen om uw productportfolio te verduurzamen.
Manier 1: een uniek duurzaam product
U heeft wellicht een bestaand product assortiment, en voegt daar een duurzame variant van het product aan toe. Een assortimentsverbreding dus.
Dit is de stategie die Toyota hanteert. Naast de gewone personenauto’s zoals de Yaris, de Auris en de Avensis, en de bekende (veel verbruikende) terreinauto’s zoals de Landcruisers.
Voordeel is dat u alle marktsegmenten kunt blijven bedienen, nadeel is dat er wellicht wat af te dingen is op uw werkelijke duurzaamheid aangezien u ook nog de niet-duurzame producten vermarkt. 

Manier 2: het hele assortiment verduurzamen
U kunt er ook voor kiezen om voor uw hele assortiment, een duurzame variant te ontwikkelen. Volkswagen hanteert deze strategie bijvoorbeeld met haar Bluemotion modellen, je kunt kiezen tussen de ‘gewone’ golf en de golf bluemotion.
Voordeel is dat u over de hele linie een duurzaam imago opbouwt, echter er zit uiteraard meer werk in om al deze varianten te ontwikkelen en te vermarkten.

Manier 3: beïnvloeden van marktaandelen
Stel u heeft een nieuw duurzaam product dat eigenlijk een ‘verouderd’ niet duurzaam product vervangt. Dan zal de marktintroductie van het nieuwe product, leiden tot kannibalisatie van het marktaandeel van het oude product. Echter als het nieuwe product meer marge oplevert, is dat toch zeer interessant.
Een voorbeeld hiervan is Osram. Zij hebben (met name in de beginjaren) bewust de spaarlamp gepromoot, ten koste van het marktaandeel van gloeilampen. Maar op een spaarlamp zit ook meer marge, dus behalve milieuwinst en besparing voor de klant levert het ook een beter rendement op. Een win-win-win situatie dus.


De informatie en afbeeldingen uit dit artikel zijn ontleend aan het werk van Renee Wever, TU Delft.

dinsdag 20 maart 2012

Podcast BNR radio interview Duurzaam Ondernemen

Afgelopen vrijdag was ik in de studio van BNR voor een interview over duurzaam ondernemen. Dit is zaterdagmorgen uitgezonden, de podcast is nu te beluisteren.

Klik hier voor de podcast van het hele programma (30 minuten, ook ECN en Wecycle zitten in de uitzending). Als je alleen het interview (9 minuten) wilt beluisteren moet je even op 'download' klikken en kun je selecteren op de tijsdbalk van 6:35 tot 15:15.

vrijdag 17 februari 2012

Ontwerpen voor als het product wordt afgedankt

Tijdens de ontwikkeling van een nieuw product denk je niet altijd meteen aan de fase waarin het product definitief wordt afgedankt. Toch is het belangrijk daar in het ontwerp al over na te denken, want dat moment breekt voor ieder product aan. Dit is de laatste stap van het LIDS-wiel, waarin verschillende strategieën voor duurzaam ontwerpen zijn behandeld.
Hergebruik op 3 niveau’s
Hergebruik is mogelijk op verschillende niveau’s, onderstaand plaatje illustreert dat mooi. Start het bekijken van dit schema in het vakje ‘inzameling’, dat is waar het afgedankte product wordt ingezameld.
De eerste mogelijkheid is product hergebruik, dus dat het volledige ingezamelde product wordt hergebruikt. Dat kan zijn via een kringloopwinkel, via een 2e hands kleding distributie, maar ook bijvoorbeeld lease-auto’s worden na de looptijd van het contract teruggenomen door de leasemaatschappij en als geheel product voor ‘hergebruik’ aangeboden.
De tweede mogelijkheid is demontage en het hergebruiken van componenten. Dit kunnen hele deelsystemen zijn, maar ook onderdelen. Ook dit kan plaatsvinden op de 2e hands markt, bijvoorbeeld gebruikte auto-onderdelen, maar er zijn ook grotere bedrijven die hun eigen producten terughalen en de-assembleren. Xerox is hier een klassiek voorbeeld van. Ik hoorde ooit een lezing van iemand van Xerox en die vertelde: als wij een papierlade van een copier moeten de-assembleren en schoonmaken, kost dat 1 minuut, dat is ongeveer 1 euro. Een nieuwe kost 5x zoveel. De printers en copiers van Xerox worden dan ook grotendeels opgebouwd uit (gereviseerde) onderdelen. Door de machines in eigendom te houden en de gebruiker te laten betalen per copie / print, verzekeren ze ook dat ze het apparaat terugkrijgen.
De derde mogelijkheid is het hergebruik van de materialen. Dat is de klassieke manier van recycling, waarbij kunststof wordt vermalen en aluminium wordt omgesmolten. Er is overigens nog een vierde manier, en dat is verbranding met terugwinning van warmte, dat wordt ook wel ‘thermisch recyclen’ genoemd.
Voorwaarden voor de ontwerper
Uit bovenstaande blijkt al wel dat je in de ontwerpfase al  rekening moet houden met hergebruik. Je moet namelijk al met heel wat rekening houden, om hergebruik mogelijk te maken. Bijvoorbeeld:
-          Repareerbaarheid van het product, verkrijgbaarheid reserve onderdelen
-          Demonteerbaarheid van het product, dus losneembare verbindingen en niet gelijmd
-          Dit demonteren moet ook nog snel en makkelijk kunnen (anders is het niet efficiënt)
-          Materialen moeten gekozen zijn op recyclebaarheid. Staal en aluminium zijn goed recyclebaar, maar zodra ze geverfd zijn wordt het al moeilijk. Dan is een extra behandeling (vaak chemisch) noodzakelijk. Kunststof is op zich goed recyclebaar, maar door alle vulstoffen, kleurstoffen, brandvertragers e.d. is de verscheidenheid in compounds zo groot, dat het praktisch niet meer te recyclen is.
-          De inzameling moet gericht zijn op de mogelijkheid om hergebruik toe te passen, alles wat bij het ‘restafval’ gaat wordt in principe verbrand. Het initiatief om apparaten in te leveren bij winkels, is een goede stap om bepaalde materialen (bijvoorbeeld batterijen in apparaten) uit de stroom restafval te houden.
Cradle to cradle
Een speciaal plekje in de visie op hergebruik heeft de cradle to cradle filosofie. Deze filosofie gaat uit van de eindigheid van grondstoffen, en richt zich op het volledig kunnen hergebruiken van materialen, in een gelijkwaardige of hoogwaardigere toestand. Dus niet van autoband naar rubberen stoeptegel, maar wel van pet-fles naar fleecetrui.
Cradle to cradle onderscheidt twee soorten kringlopen: de biologische kringloop (waarin materialen biologisch worden afgebroken en zodoende ook door de natuur kunnen worden geregenereerd), en de technische kringloop waarin materialen in processen worden gerecycled, of, zoals ze zelf zeggen, ge-up-cycled.
Er is veel te zeggen en te lezen over Cradle to crade, hieronder enkele links:

woensdag 11 januari 2012

Optimaliseer de levensduur van je product

Bruynzeel Vloeren levert parketvloeren. De meeste parketvloeren van andere aanbieders worden als blank hout gelegd en daarna ter plekke 3x afgelakt met een milieuvriendelijke, watergedragen lak. Het nadeel hiervan is dat deze watergedragen lakken, uiteindeiljk minder slijtvast zijn dan bijvoorbeeld PU lakken. Maar vanwege ARBO-technische redenen mogen bij het ter plekke behandelen, alleen watergedragen lakken worden gebruikt. En vanwege de tijd die het kost om te drogen tussendoor, wordt het beperkt tot 3 lagen.
Milieuvriendelijk is niet altijd duurzamer
Bruynzeel heeft ervoor gekozen om de parketvloer in de fabriek al af te lakken met een zeer harde slijtvaste polyurethaanlak. En dan niet in 3 lagen, maar 7. Zo ontstaat een oppervlakte met een veel betere slijtvastheid dan van andere aanbieders. En zo wordt de levensduur van de vloer verlengd. En zo kan een niet-duurzame behandeling, leiden tot een duurzamere vloer als totaal.
Hetzelfde geldt overigens voor de heel oppervlaktebehandelende industrie. Zinkbaden, natlak, het heeft allemaal negatieve milieu-effecten, maar de langere levensduur van het eindproduct wegen daar vaak tegen op. Leuk detail is dat de oppervlakgebehandelende bedrijven het zelf vaak hebben over het ‘verduurzamen’ van het materiaal, waarmee de levensduur wordt bedoeld.
Vervangingsmarkt of wel-varen?
Nu zul je misschien denken: als ik de levensduur verleng, heb ik minder vervangingsmarkt. Kijk even mee met het voorbeeld van OpenBic zijlbootjes. Zeilbootjes worden meestal gemaakt van polyester. Als je dan ergens tegenaan vaart – en dat komt wel eens voor – heb je een gat in de boot en dan zinkt hij of moet dan worden gerepareerd. OpenBic zeilboten overwoog om haar boten van Polyethyleen, een andere kunststof, te maken. Bij een aanvaring deukt dit materiaal namelijk gewoon weer uit, en het kan niet kapot. (denk aan de scharniertjes in de doppen van afwasmiddel). OpenBic was alleen bang dat ze hiermee haar vervangingsmarkt, die toch ook substantieel was, in gevaar bracht. Maar het pakte anders uit. Doordat deze bootjes niet stuk gingen, waren zeilscholen ineens geinteresseerd. Daar gaat namelijk nog wel eens wat mis. Zo kreeg OpenBic er een boel nieuwe klanten, en dus nieuwe omzet bij. Maar dat is nog niet alles: al die kinderen die op de zeilschool in een OpenBic bootje hadden leren zeilen, wilden daarna zelf óók zo’n bootje! Want dat kenden ze. Zo heeft OpenBic door het ontwikkelen van een product dat niet kan falen, weliswaar haar vervangingsmarkt verkleind maar haar totale markt enorm vergroot.
Levensduur op maat
Enkele jaren geleden alweer was ik bij een klant, die wilde ‘iets’ met duurzaamheid. Vanwege de vertrouwelijkheid ga ik even niet in op het bedrijf of product. Sprekende over hun productportfolio, kwamen we tot het inzicht dat ze een product hadden dat heel lang meeging (ca. 40 jaar). Maar dat dat niet in alle gevallen nodig was, in 10% van hun projecten was van tevoren al bekend dat het na 15 jaar volledig gerenoveerd zou worden. We hebben toen gekeken naar manieren om het product een minder lange levensduur te geven, zonder dat de functie en esthetiek binnen die 15 jaar onacceptabel zouden worden. Met een klein herontwerp konden ze dit product aanbieden zonder zinklaag, dus duurzamer en nog goedkoper ook. Het optimaliseren van levensduur is dus niet altijd een verlenging, maar is het afstemmen van de technische levensduur op de economische.  

vrijdag 16 december 2011

Hoe reduceer ik de milieubelasting in de gebruiksfase?

Een bekende vuistregel is:  als er een stekker aan zit, is de milieubelasting van de gebruiksfase groter dan de milieubelasting van de productie en afvalverwerking.
Energie
Deze vuistregel geldt voor nagenoeg alle producten op batterijen, op gas, op water, op brandstof of andere vormen van energie. Zo zit de milieubelasting van een personenauto voor 90% in het brandstofverbruik, en slechts voor 10% in de productie. (bron Tata steel)
Gewicht
Zo geldt voor producten die toegepast worden in of aan voertuigen, dat het gewicht vooral een invloed heeft op het brandstofverbruik. Ik weet niet hoeveel ton brandstof het kost als een vliegtuigstoel een kilo zwaarder is over de hele levensduur, maar ik weet wel dat Fokker indertijd 1.000 gulden overhad voor ieder idee dat een kilo uit een F70 bezuinigde. Een leuke bijverdienste voor het personeel. Maar volgens deze redenering is het milieuvriendelijker om een vrachtwagen carrosserie te maken van composiet (licht maar niet recyclebaar) dan van staal of aluminium (recyclebaar maar zwaarder).
Er zijn wel altijd uitzonderingen: verhuiswagens rijden gemiddeld slechts 30 km per dag. Hier speelt gewicht dus weer veel minder een rol dan bij een vrachtwagen die 150.000 km per jaar rijdt.
En Aerodynamica: een dakspoiler is weliswaar een extra gewicht, maar (mits goed afgesteld) levert zij effectief toch een besparing op.
Service en onderhoud
Nog zo’n sluipmoordenaar in de gebruiksfase: service en onderhoud. We hebben dat al gezien in het voorbeeld van de koffie-automaat (zie hier): als er een mannetje in een auto speciaal voor heen en weer komt rijden, en dan nog vaak ook, is er al gauw wat te winnen.
Ontwerpoptimalisatie….
De eerste opdracht is dus om het (energie)verbruik van het product omlaag te brengen. Dat klinkt eenvoudig maar is het lang niet altijd. En op een gegeven moment heb je de limiet wel bereikt. Bijvoorbeeld een waterkoker: die heeft een hoge effectiviteit. Het elektrisch rendement is goed, de warmte overdacht is goed, daar is weinig meer aan te doen. Toch zijn er kansen….
Of gedragsverandering?
In het geval van de waterkoker is het probleem dat veel mensen teveel water koken. Ze koken een liter en zetten een kopje thee. Of ze zetten m aan, vergeten hem, hij slaat af en koelt af, en na 20 minuten zetten ze hem nog een keer aan. Het probleem zit dus soms niet in de efficiency van de techniek, maar in die van het gebruik. Kun je hier iets mee doen?
In het geval van de waterkoker kun je bijvoorbeeld stickers meeleveren ‘mijn mok’ en ‘mijn theepot’. Of een kleurindicator geven ‘nog warm genoeg voor thee’ of ‘niet meer warm genoeg voor thee’. Bijvoorbeeld.
Bij wasmiddel speelt iets vergelijkbaars. Omdat wasmiddel zelf geen energie verbruikt, zou je denken dat er het meest te winnen is in verpakking, logistiek en ingrediënten. Echter als je het hele wasproces bekijkt, zie je dat de energie die de wasmachine verbruikt vele malen groter is dan de productie en distributie van het wasmiddel zelf.
Het loont dus om als innovatierichting te kiezen om het wassen op lagere temperatuur mogelijk te maken. Daarmee bereik je een bovendien een gedragsverandering bij de klant. En het leuke van dit voorbeeld is: je verduurzaamt niet alleen jezelf, maar je hele keten. En dat heeft pas impact.

vrijdag 4 november 2011

De gebruiksfase van producten milieuvriendelijker maken

Een producent van koffiemachines wilde graag zijn product milieuvriendelijk herontwerpen. Hij dacht dat de grootste energiebesparing te halen was in de boiler die het koffiewater 24 uur per dag, 7 dagen per week op een hoge temperatuur houdt. Dat is namelijk over het algemeen een goed startpunt: als uw product energie verbruikt is daar meestal de grootste klapper te maken. Toch waren zij zo verstandig om een complete Levens Cyclus Analyse (LCA) te doen (waarin de milieubelasting over de hele levenscyclus, van grondstof tot afvalverwerking wordt geanalyseerd).
Onverwachte hoek
Uit de LCA bleek dat de boiler weliswaar een belangrijke energieslurper was, maar dat de allerhoogste milieubelasting vooral zat in de service en onderhoud van het apparaat. Elke 2 dagen kwam er namelijk een onderhoudsman langs, in een autootje, om de machine te reinigen, de afvalcontainer te legen en koffie, melk en suiker bij te vullen.
Wat bleek bovendien: als de afvalcontainer al vol was, waren de containers voor melk, suiker en koffie nog half vol. Door alleen al de afvalcontainer 2x zo groot te maken hoefde de onderhoudsman nog maar eens in de 4 dagen langs te komen. Dit scheelde meteen de helft in de reiskilometers van de onderhoudsman.
Van daaruit is de fabrikant verder gaan optimaliseren, tijdens feestdagen was de machine namelijk nog helemaal niet aan onderhoud toe, en als er een bijeenkomst was geweest stond hij al op storing. Tegenwoordig hebben deze automaten een chip die ‘belt’ met de service als er service nodig is. In combinatie met een route-optimalisatie programma worden de servicemonteurs zo efficient mogelijk ingezet.
Analyse loont
Wat we hier zien is dat het loont om de milieubelasting van uw product te analyseren voordat u aan het herontwerpen gaat. Had deze ondernemer de LCA niet laten uitvoeren, dan had hij van alles aan de boiler gedaan en de grootste milieubelasting onaangeroerd gelaten.
Vuistregels
Er zijn vuistregels om snel door de oogharen een inschatting te maken waar de grootste milieubelasting ligt.
-          Zo zou er altijd een belletje moeten gaan rinkelen als er sprake is van verbruik. Bijvoorbeeld van  energie, van water, van hulpstoffen (bijvoorbeeld inkt).
-          Een tweede situatie is service en onderhoud, zoals ook te zien is in bovenstaand voorbeeld.
-          Tenslotte is een alarmbel als een product veel wordt vervoerd, of bedoeld is voor in/aan een voertuig.  Dan is het gewicht een cruciale factor voor het indirecte verbruik van brandstof.
Indien meerdere van deze situaties aan de orde zijn, zoals in het voorbeeld van de koffiemachine, dan loont het weer om te rekenen.
Instinker
Een ander leuk voorbeeld is de carrosseriebouw. Daar wordt alles wat wordt gemaakt, per definitie veel rondgereden en gewicht is dus belangrijk voor het indirecte verbruik. Maar dat geldt dan weer niet voor verhuisauto’s: die rijden namelijk maar een heel laag aantal kilometers per jaar en staan grotendeels stil.
Regionale verschillen
Onlangs was ik bij een bedrijf die producten maakt voor de reinigingsindustrie. Zowel elektriciteitsverbruik als waterverbruik zijn thema’s, het bedrijf opereert internationaal. Dan is het goed om je te realiseren dat in Nederland de elektra de grootste kostenpost is, en in het Midden Oosten juist de schaarste van water.

woensdag 2 november 2011

Hoe brengt u uw product zo milieuvriendelijk mogelijk bij uw klant?

En dan heeft u een milieuvriendelijk product, en dan wilt u dat bij uw klant krijgen. Ook dat kan belastend zijn voor het milieu. En dan gaat het over de distributie zelf, maar ook over bijvoorbeeld de verpakking.

Ruimtewinst
Iedereen kent het voorbeeld van IKEA met zijn platte dozen met zelfbouwpakketten. Dat is een goed voorbeeld hoe ruimte wordt bespaard ( en daarmee veel opslagruimte, energie en brandstof). De kunst is hierbij om zo min mogelijk lucht te vervoeren. Om diezelfde reden zijn kartonnen koffiebekers altijd nestbaar (ze passen zeg maar in elkaar), worden ronde producten vaak in een vierkante doos verpakt (om ze stapelbaar te maken) en dergelijke.

Retourstromen
Een klassiek voorbeeld is ook dat van de glazen melkfles versus het kartonnen pak. Het pak is weliswaar een wegwerpverpakking en in die zin belastender voor het milieu, maar de glazen fles heeft ook een paar nadelen: namelijk de retour goederenstroom, het feit dat de fles cylindrisch is en daardoor minder ruimte efficiënt, evenals de dikte van het glas. Daar komt nog bij het extra gewicht dat vervoerd moet worden en de belasting van het omspoelen. Alls bij elkaar opgeteld is het pak toch minder belastend. (overigens is er jaren geleden een vierkante kunststof pet-fles voor zuivel ontwikkeld, maar die zie ik tegenwoordig nergens meer in de supermarkten).

Emballage
Horrex produceert horren voor caravans. Sinds de caravanbouw uit Nederland eigenlijk helemaal is verdwenen, ligt hun afzetmarkt steeds meer in Noord Amerika. Er is dus veel transport. De klanten (caravanbouwers) willen de horren niet als een compact bouwpakket aangeleverd krijgen, maar helemaal klaar om erin gehangen te worden. Dan zijn horren vrij kwetsbare producten. Horrex verpakte de horren dus altijd in veel folie en veel karton om beschadigingen te voorkomen. Uiteindelijk was het volume van het getransporteerde verpakkingsmateriaal groter dan van de horren zelf! Toen hebben ze bedacht om een retour-krat te ontwikkelen was stevig genoeg is om meedere horren zonder extra verpakkingsmateriaal in te vervoeren. Omdat ze steeds aan dezelfde klanten leveren was het ook eenvoudig om goede verzamelzendingen te maken en de verpakking (opklapbaar) retour te laten komen.

Zo wordt zichtbaar dat een goed ontwerp van niet alleen het product, maar ook van de verpakking en het transportsysteem, een wezenlijke bijdrage kan leveren aan milieubesparingen!

Distributiesysteem
En dan is er natuurlijk nog de mogelijkheid om de distribitiewijze die je kiest, zo milieuvriendelijk te maken. Vervoer je per vrachtauto, per schip, per trein of per vliegtuig? Of een combinatie hiervan? Er zijn gespecialiseerde bureaus die een ‘mobiliteitsscan’ kunnen uitvoeren om te bepalen wat in uw situatie het beste is. En dat kan ook een combinatie van bovenstaande zijn, het zogenaamde ‘multimodale vervoer’.

Tot slot nog een mooi filmpje van Cargohopper, een stadsdistributiesysteem dat in Utrecht is geïntroduceerd in 2010.